dinsdag 7 augustus 2012

daar thuis zijn

Als ik mij weer eens in jou armen droom,
Wens ik wel honderd keer dat ik daar woon.
Een huisje in jou armen,
Met een deur, een haard en een grote bank.
Een keuken op je buik, en ik slaap op jou gezicht.
Je neus dient dan als kussen
en je haren zijn zou zacht.

Als ik mij weer eens in jou armen droom,
Wens ik wel duizend keer dat ik daar woon.
Altijd zal het fijn zijn thuis
En ook altijd dicht bij jou.
Je neemt me mee met elke stap
Terwijl ik veilig en dicht tegen jou aan
van mijn uitzicht geniet.

Als ik mij weer eens in jou armen droom,
Wens ik wel honderd keer dat ik daar woon.
Dan kijk ik samen met jou naar de tv,
Houd ik een tuintje op je voeten.
Kan ik schuilen voor de regen
en zit ik altijd warm en droog
En veilig tegen jou borst.

Als ik mij weer eens in jou armen droom,
Wens ik wel duizend keer dat ik daar woon.
Dan weet ik weer hoe ik je lief heb,
Hoeveel ik van je houden kan.
Dan zijn we altijd samen,
En ben ik nooit meer alleen.
Het lijkt me zo fijn om zo lang bij jou te zijn.

Als ik mij weer eens in jou armen droom,
Wens ik wel duizend keer dat ik daar woon.
Nou moet ik je nog ontmoeten
Kom je mij morgen dan bezoeken?


Stel dat

Jij komt binnen.
Ik ben in de war.
Want dit kan niet
Dit kan echt niet in het echt.

Jij gaat zitten.
Ik twijfel nu aan alles
Want normaal ben je zo ver weg.

Als je naar me kijkt, sluit ik mijn ogen.
Maar ik weet niet of ik droom.
Ik weet niet meer
en jij zit daar dood gewoon.

Jij zit daar maar mooi te wezen.
Te stralen en te lachen.
Jij ziet me niet eens staan.
Dit lijkt zo op mijn fantasie
Jij ben daar in al mijn dromen.
Maar nooit had ik verwacht
om je hier echt tegen te komen.

Ik blijf zitten.
Zitten als versteend
Jij praat al met een ander.

Ik blijf staren.
Staren in het niets
Geen flauw benul wat mij nu overkomt.

Dit kan toch niet,
Want ik heb jou verzonnen.
'Jij bestaat niet' roep ik dan hard op.

Mensen kijken, lachen en praten.
En niemand verteld me wat mij nou overkomt.
Zou ik dan zo gek zijn
Simpel weg te gek zijn
Om ons zo samen te dromen?

Ik ga weg en heb al spijt.
Maar ik ga niet terug.
Dat kan ik niet
Dat lukt me niet.
Want ik leef alleen in dromen.

Een zee van dromen

Met jou haren die kleuren als het zand
en golven als de zee
Laat jij mij denken aan het strand.
Als jij lacht, dan straal je als geen ander
dan schijn je als de zon
en je ogen zijn zo blauw als een lucht zonder wolken.
Licht, helder en betoverend mooi.
Zacht en warm als het zand in de zon
zo voelen jou handen.
Als ik droom dat je hier naast mij zit.

droom

Hypnotiseer mij met je ogen
Trek mij naar je toe
Maak mij hongerig naar een omhelzing
Laat mij verlangen naar een zoen

Kom terug in al mijn dromen
Wees daar als ik het niet verwacht
Blijf er verschrikkelijk mooi uit zien
Raak me aan met je huid, zo zacht

Zo mooi

Ik wil niet over je dromen
Jij bent net zo erg als zij
Jij laat me alles op nieuw beleven
Maar ik laat het niet meer zo ver komen
Ik weet nu beter, veel beter dan toen
Ik wil jou niet in mijn hoofd
Dus ik blijf weigeren
En negeren
Mezelf tegenspreken
Tot dat je weg bent
Want je bent zo mooi...

Als je weg kijkt

Ik viel voor je hypnotiserende ogen. Je grote glimmende kijkers Die licht lijken te geven. Die alles en iedereen doorboren. Die schitteren als ze zachtjes worden samen geknepen Tussen volle rijen zwarte wimpers. Ik kan uren naar je kijken. Alleen maar naar je ogen. Met zo'n alles zeggende blik Genageld aan de grond Voor mij is het niet mogelijk om weg te kijken Als jij me dan goed aan kijkt. En als je weg kijk, wil ik meer! Wil ik je wangen tussen mijn handen pakken Wil ik je dwingen terug te kijken. Wil ik zo graag dat je weer terug kijkt Naar mij Zie mij! Zie mij staan Zie mij hulpeloos verloren staan Verdronken in jou ogen Vergeten waar ik was Wat wil ik graag langer kijken. Naar jou grote bolle ogen Ik zal weer zoveel dromen over je kijkers en de wimper luiken daar om heen. Zonde als je ze sluit en even niemand kan genieten van jou wonder Ogen als de jouwe heb ik nog nooit gezien. Nog nooit zo mooi Maar je kijk al lang weg. Ik zie je niet eens meer in de verte. En ik sta hier nog te dromen. Van ogen. Van jou ogen! Jou betoverende ogen...

donderdag 19 april 2012

Ik ben een rots die lopen kan

Als een rots sta ik in het water. Hoge golven slaan hard tegen me aan. Met al mijn kracht blij ik recht op staan. Ik weet dat ik dat kan, Daar op die plek stil blijven staan en sterk zijn. Om me heen staan meer mensen. Een stapje verder, of terug, Ook helemaal in de verte. Sommigen lopen tegen de golven in, Sommigen vallen en drijven naar achter, Sommigen staan alleen, zoals ik. Ik word geroepen. Door één, twee, drie, best veel mensen. Ik weet wel dat ik naar voren moet. Ik weet dat heel goed en ik wil ook wel, Maar ik durf niet. Ik denk dat ik dat niet kan. Nu kan ik zelf niemand meer roepen, Ik kan niemand vastpakken en me mee laten trekken. Ik moet het zelf doen. Na een diepe zucht, sluit ik mijn ogen. Met mijn voet schuif ik naar voren en voel ik de grond. Daar kan ik ook best stevig staan! Verbaasd zet ik een grote stap, Gewoon met open ogen. Ik wankel wat en een golf spoelt over mijn hoofd. Ondanks de zoute slok die ik binnen krijg, Sta ik stevig. Mensen lachen. Ik zie bekenden. Ze roepen dat ik nog verder moet. Dat wil ik nu graag proberen. Dit ging best goed. Als ik nu wat minder twijfel moet het me lukken. Stiekem ben ik trots dat ik de stap heb gezet. Het water is hier wel wat dieper, Maar helemaal niet eng. Ik voel me hier goed. En als ik weer zo rustig sta, kan ik mijn volgende grote stap maken. Dan zal ik weer trots op mijzelf zijn. en volgend jaar wil ik helemaal daar staan. In de verte, bij die stip. Dat gaat me lukken, Want ik ben sterk en ik weet dat ik dat kan. Tevreden blijf ik staan om mijn nieuwe omgeving te verkennen. Terwijl ik sterk blijf met mijn voeten in het zand, stevig tegen de golven.

woensdag 21 maart 2012

Zomaar twee minuten

11.32
Dikkertje Dap zat op de kijk een vliegtuig het is wel mooi weer ik voel me ook lekker vrolijk dat ga ik even tekenen hier is nog wel ruimte zo daar heeft ze wel gelijk in en daar moet nog een streep wat ga ik vanavond eigenlijk eten misschien kom ik wel iemand tegen op de fiets waarom zit dat elastiekje om zijn vingers waar ging het ook al weer over oh ja uit artis is een beer ontsnapt een beer ontsnapt ja een wat een leuk hoorcollege was dat vanmorgen aardige man ook echt gelukkig kan ik het wel goed met die van mij vinden het elastiekje is ook nog groen hoe zou de wind zijn ik ga vanmiddag lekker weer naar het circus en dan even bijkletsen met nog een vliegtuig de lucht is echt blauw ik ga even hardop zeggen van zonet maar even wachten tot kim is uitgepraat leuke oorbel trouwens die wil ik ook waar zou je die kunnen kopen ja nu kan ik het zeggen
11.34

Een van die personen

Jij bent een van die personen
Die in mijn ogen alles kan
Die in mijn ogen alles weet
en die in mijn ogen nergens bang voor is.
Als weet ik toch veel beter
Ik laat je lekker zo lijken
Ik ga je lekker zo bekijken.
Dan voel ik me veilig bij de grote en volwassen jij.

Jij bent een van die personen
Waarvan ik niet wil geloven dat iets jou niet lukt
Waarvan ik niet wil geloven dat je iets niet durft
En waarvan ik niet wil geloven dat iemand jou niet mag.
Al weet ik toch veel beter

Jij bent een van die personen
Die ik zie als ijzersterk
Die ik zie als onbreekbaar
Waar ik tegen op kijk
En die ik als voorbeeld neem.

Weet dat en leid een trots leven
Jij bent een van die personen
Die dat van mij moet doen.

Lente zon

Het is fijn om te fietsen met koude handen
Als je kunt zien dat de zon op komt
En gras in het oranje schijnsel
Steeds meer ziet glimmen
Omdat de lente komt.
Wie denkt er nog aan bevroren vingers
Als aan de andere kant de maan
vol en vrolijk, zonder volken
Mij mijn eigen weg laat gaan.

rustig worden

Zittend in de zonnestralen
Zwijgend in de lente zon
Zal ik rustige worden
Uiteindelijk rustig worden
Wist ik veel dat het kon

woensdag 22 februari 2012

did you know

Did you know that
In my head
You are horribly
In love with me

Did you know that
In my bed
I dream and dream and realize
It's not there with open eyes

Did you know
I love you so
And I want to ask you:
Do you dream about me too?

woensdag 15 februari 2012

Remie


Lief poezenbeest wat zacht bromt,
mij negerend alsof hij diep in slaap
kijkt met spleetogen en
reageert op elk iets wat ik doe
Ligt als een mooi model
en blijft mij negeren,
want niemand is zo goed als
de grote arrogante grijze kater
voor mij

zondag 15 januari 2012

gevlucht naar Loovedam

Lang, heel lang geleden, in een land hier ver vandaan, was er eens een meisje. Ze was mooi om te zien met haar lange donkere haren, grote ogen en gezonde lichaam. Ook haar stem was fijn om te horen. Als ze vertelde gebruikte ze woorden en feiten als of ze de beste opleiding had gehad. De naam van dit bijzondere meisje was Daphne.

Daphne was nog nooit buiten haar dorp geweest. En als het aan haar belachelijke broers lag, zou dat ook niet gebeuren. Haar broers waren dom en bedrogen de arme dorpelingen. Daardoor werd Daphne erg gepest. Haar vader was tijdens een reis verdwenen en haar moeder was te bang om iets te zeggen van de streken. De broers van Daphne waren ook heel groot.

Toen Daphne zestien jaar was, werd het pesten zo erg dat ze weg liep. Met alleen maar wat geld in de zak van haar rok rende ze door de poort, het dorp uit. Ze holde zo lang tot ze een stad vond. Daar zocht ze een herberg en sliep heel lang. Ook at ze in de kleine herberg, maar ze voelde zich daar niet thuis. Ze bedankte de vriendelijke gastvrouw en gastheer, waarna ze vroeg of er nog een ander dorp in de buurt was. Een dorp waar ze zich thuis zou voelen en zou kunnen wonen. Vooral een dorp waar niemand iets van haar broers wist. De gastheer glimlachte en zei 'je kunt naar Loovedam gaan, kindje. Zolang je de bomen niet vertrouwd vind je vanzelf de weg. Het is een paar uur te paard in noordelijke richting. De bakker zou vanmiddag gaan om zijn vrienden te bezoeken. Hij kan je vast wel brengen, kindje.' Daphne kreeg wat brood mee voor onderweg en reed met de bakker naar Loovedam.

In het dorp was het mistig en muisstil. 'Ik ben het, de bakker uit de stad!' riep de bakker hard. 'Ik heb een gast meegenomen!' Langzaam gingen de ramen en deuren open. De bakker werd verwelkomt en stelde Daphne voor. Daphne vertelde waar ze vandaan kwam en dat ze weg was gelopen door de pesterijen. Ze vroeg of ze in Loovedam mocht wonen. Meteen stapte er een oude grijze man naar voren. 'Je ben hier van harte welkom,meisje.' zei hij. 'Ik breng je naar de kerk, dan kun je iemand vragen of je bij hen in de kost mag.' Blij ging Daphne mee. In de kerk was het koud, maar heel mooi versierd. Daphne wist zeker dat ze zich in dit dorp goed thuis zou voelen.

Toen alle dorpelingen waren gearriveerd, werd Daphne door iedereen vriendelijk begroet. Jammer genoeg had helemaal niemand plaats in huis voor zo'n grote meid.Bedroefd keek Daphne rond. 'Ik weet wel iemand.' zei de oude grijze man. 'In huize Brandt woont iemand alleen.' Het werd stil en iedereen staarde naar de oude grijze man. 'Je stuurt dat lieve kind toch niet naar de vervloekte?' riep iemand en alle dorpelingen begonnen te roepen. Samen met de oude grijze man ging Daphne naar buiten. Dapper als ze was, zei ze dat als dat de enige plaats was, ze het in huize Brandt wou proberen. Zo gebeurde het.

Daphne klopte op de deur die van zelf open ging. Binnen zag ze een verschrikkelijk mooie jonge vrouw. Ze was misschien twintig jaar. Haar ogen waren groot en bang. Haar haren hingen als rode golven langs haar gezicht en haar huid leek zo zacht als een konijnenvacht. Ze was aan het koken en keek Daphne wantrouwend aan. Na een diepe zucht, slikte ze de zenuwen weg en stelde Daphne zich voor. Ze vroeg of ze hier misschien in de kost mocht. De vrouw keek naar Daphne en vroeg of ze wist wie ze voor zich had. Op haar beleefdst vertelde Daphne dat ze wist van de vloek, maar zo graag in Loovedam wou wonen dat het haar niets kon schelen. 'Je ben welkom, zo lang je je aan mijn regels houd.' was het antwoord.

Vier hele dagen was Daphne al bij de vrouw, die Lara heette, toen ze zich bedacht dat ze nog niets van de vloek had gemerkt. Daarom vroeg ze er voorzichtig naar. Lara vertelde dat men dat zei, omdat ze alleen het bos in durfde en elke keer weer heelhuids terug kwam. In dit bos was dat heel bijzonder, bijna iedereen verdween. Lara geloofde niet in het gevaar en had respect voor de natuur. 'Zolang je de bomen niet vertrouwt, komt alles goed.

Lara en Daphne konden goed met elkaar opschieten en zelfs toen ze samen het donkere bos in gingen, vertrouwde Daphne blind op Lara. Op een dag besefte Daphne dat ze Lara heel leuk vond. Ze vond Lara zo leuk, dat ze haar gevoelens kon vergelijken met de gevoelens uit de verhalen van haar moeder. Die gingen altijd over de liefde voor haar vermiste vader. Maar dat betekende dat Daphne verliefd op Lara was. Van verbazing over die gedachte, riep Daphne het meteen door de kamer. Lara stond er bij en keek vreemd naar haar nieuwe vriendin. Na een beetje uitleg, vond Lara het helemaal niet erg. Ze vond Daphne zo lief dat ze het wel wou proberen. Al na een week waren de twee geliefden al gelukkiger dan ooit.

Ondertussen was Daphne heel bekend in het dorp. Ze was zo mooi, slim en dapper, dat iedereen haar aardig vond. Ze was gaan werken in de bakkerij en werd uitgenodigd voor voor feesten. Alleen mocht ze Lara nooit meenemen. Over Lara dachten de dorpelingen dat ze nog steeds vervloekt was. Wat Daphne ook zei, niemand geloofde dat de vloek niet bestond. Op een dag kreeg Daphne een idee. Als ze de dorpelingen nu eens vertelde dat de vloek was opgeheven, in plaats van dat de vloek niet bestond. Lara vond dit idee het proberen waard. Zelfs als er maar één iemand was die Daphne geloofde, was het al beter voor Lara. Samen bedachten ze een plan en na een paar dagen voerden ze het uit.

Zondag ochtend om acht uur, toen alle dorpelingen zich aan het voorbereiden waren om naar de kerk te gaan, stormden de twee vrouwen hand in hand hun huis uit. Meteen kwam iedereen kijken wat er gebeurde. Op het plein bleven de vrouwen staan en de dorpsbewoners vormden een kring om hen heen. 'Ik denk dat ik de vloek heb opgeheven!' riep Daphne zo luid als ze maar kon. 'Hoe dan?' riep de oude grijze man die meteen voor aan stond. 'Met mijn zorg en liefde heb ik Lara zo veranderd. Nu zijn we verliefd, en liefde is immers sterker dan al het kwaad.' Even was het stil op het plein. Daphne en Lara keken elkaar hoopvol aan. Nu moet het gebeuren. De bakkersvrouw, die Daphne het beste kende begon te klappen. Steeds meer mensen gingen met haar mee. Er begonnen mensen te juichen en iedereen kwam de twee vrouwen feliciteren. Het werd één groot feest. Een dag om nooit meer te vergeten. Precies een maan later, toen de vrouwen ook nog een jaar samen woonden, trouwden Daphne en Lara. Van de belachelijke broers kreeg het gelukkigste koppel nog een aardige brief. Daphne besefte zich bij het lezen daarvan dat ze hier echt huis was en niets of niemand nog miste. Ze zouden voor altijd in Loovedam blijven wonen.

Een paar jaar later waren de vrouwen heldinnen. Lara beschermde het bos en de mensen die het bos in wilden en Daphne kon alle problemen oplossen met slimme ideeën. Toen de vrouwen vijftien jaar samen woonden kwam er een meisje het dorp in. Daphne was er meteen bij om te helpen. Op de plaats waar de oude grijze man samen met haar ha gestaan, stond Daphne nu met een klein meisje. Snikkend vertelde de vreemdeling aan Daphne dat ze Eline heette en dat ze was weggepest uit haar dorp, omdat haar broers zulke flauwe grappen maakten. Ze vroeg of ze hier misschien mocht wonen. Daphne herkende het verhaal en het verdriet van Eline en nam haar meteen in huis. Al snel was Eline als een dochter voor de heldinnen van het dorp.

Met z'n drieën leefden ze zo lang en gelukkig dat Daphne en Lara trots Oma en Oma werden. En nu nog word het verhaal van deze twee bijzondere vrouwen verteld aan iedereen die Loovedam binnen komt.

Einde