donderdag 19 april 2012

Ik ben een rots die lopen kan

Als een rots sta ik in het water. Hoge golven slaan hard tegen me aan. Met al mijn kracht blij ik recht op staan. Ik weet dat ik dat kan, Daar op die plek stil blijven staan en sterk zijn. Om me heen staan meer mensen. Een stapje verder, of terug, Ook helemaal in de verte. Sommigen lopen tegen de golven in, Sommigen vallen en drijven naar achter, Sommigen staan alleen, zoals ik. Ik word geroepen. Door één, twee, drie, best veel mensen. Ik weet wel dat ik naar voren moet. Ik weet dat heel goed en ik wil ook wel, Maar ik durf niet. Ik denk dat ik dat niet kan. Nu kan ik zelf niemand meer roepen, Ik kan niemand vastpakken en me mee laten trekken. Ik moet het zelf doen. Na een diepe zucht, sluit ik mijn ogen. Met mijn voet schuif ik naar voren en voel ik de grond. Daar kan ik ook best stevig staan! Verbaasd zet ik een grote stap, Gewoon met open ogen. Ik wankel wat en een golf spoelt over mijn hoofd. Ondanks de zoute slok die ik binnen krijg, Sta ik stevig. Mensen lachen. Ik zie bekenden. Ze roepen dat ik nog verder moet. Dat wil ik nu graag proberen. Dit ging best goed. Als ik nu wat minder twijfel moet het me lukken. Stiekem ben ik trots dat ik de stap heb gezet. Het water is hier wel wat dieper, Maar helemaal niet eng. Ik voel me hier goed. En als ik weer zo rustig sta, kan ik mijn volgende grote stap maken. Dan zal ik weer trots op mijzelf zijn. en volgend jaar wil ik helemaal daar staan. In de verte, bij die stip. Dat gaat me lukken, Want ik ben sterk en ik weet dat ik dat kan. Tevreden blijf ik staan om mijn nieuwe omgeving te verkennen. Terwijl ik sterk blijf met mijn voeten in het zand, stevig tegen de golven.