zondag 15 januari 2012

gevlucht naar Loovedam

Lang, heel lang geleden, in een land hier ver vandaan, was er eens een meisje. Ze was mooi om te zien met haar lange donkere haren, grote ogen en gezonde lichaam. Ook haar stem was fijn om te horen. Als ze vertelde gebruikte ze woorden en feiten als of ze de beste opleiding had gehad. De naam van dit bijzondere meisje was Daphne.

Daphne was nog nooit buiten haar dorp geweest. En als het aan haar belachelijke broers lag, zou dat ook niet gebeuren. Haar broers waren dom en bedrogen de arme dorpelingen. Daardoor werd Daphne erg gepest. Haar vader was tijdens een reis verdwenen en haar moeder was te bang om iets te zeggen van de streken. De broers van Daphne waren ook heel groot.

Toen Daphne zestien jaar was, werd het pesten zo erg dat ze weg liep. Met alleen maar wat geld in de zak van haar rok rende ze door de poort, het dorp uit. Ze holde zo lang tot ze een stad vond. Daar zocht ze een herberg en sliep heel lang. Ook at ze in de kleine herberg, maar ze voelde zich daar niet thuis. Ze bedankte de vriendelijke gastvrouw en gastheer, waarna ze vroeg of er nog een ander dorp in de buurt was. Een dorp waar ze zich thuis zou voelen en zou kunnen wonen. Vooral een dorp waar niemand iets van haar broers wist. De gastheer glimlachte en zei 'je kunt naar Loovedam gaan, kindje. Zolang je de bomen niet vertrouwd vind je vanzelf de weg. Het is een paar uur te paard in noordelijke richting. De bakker zou vanmiddag gaan om zijn vrienden te bezoeken. Hij kan je vast wel brengen, kindje.' Daphne kreeg wat brood mee voor onderweg en reed met de bakker naar Loovedam.

In het dorp was het mistig en muisstil. 'Ik ben het, de bakker uit de stad!' riep de bakker hard. 'Ik heb een gast meegenomen!' Langzaam gingen de ramen en deuren open. De bakker werd verwelkomt en stelde Daphne voor. Daphne vertelde waar ze vandaan kwam en dat ze weg was gelopen door de pesterijen. Ze vroeg of ze in Loovedam mocht wonen. Meteen stapte er een oude grijze man naar voren. 'Je ben hier van harte welkom,meisje.' zei hij. 'Ik breng je naar de kerk, dan kun je iemand vragen of je bij hen in de kost mag.' Blij ging Daphne mee. In de kerk was het koud, maar heel mooi versierd. Daphne wist zeker dat ze zich in dit dorp goed thuis zou voelen.

Toen alle dorpelingen waren gearriveerd, werd Daphne door iedereen vriendelijk begroet. Jammer genoeg had helemaal niemand plaats in huis voor zo'n grote meid.Bedroefd keek Daphne rond. 'Ik weet wel iemand.' zei de oude grijze man. 'In huize Brandt woont iemand alleen.' Het werd stil en iedereen staarde naar de oude grijze man. 'Je stuurt dat lieve kind toch niet naar de vervloekte?' riep iemand en alle dorpelingen begonnen te roepen. Samen met de oude grijze man ging Daphne naar buiten. Dapper als ze was, zei ze dat als dat de enige plaats was, ze het in huize Brandt wou proberen. Zo gebeurde het.

Daphne klopte op de deur die van zelf open ging. Binnen zag ze een verschrikkelijk mooie jonge vrouw. Ze was misschien twintig jaar. Haar ogen waren groot en bang. Haar haren hingen als rode golven langs haar gezicht en haar huid leek zo zacht als een konijnenvacht. Ze was aan het koken en keek Daphne wantrouwend aan. Na een diepe zucht, slikte ze de zenuwen weg en stelde Daphne zich voor. Ze vroeg of ze hier misschien in de kost mocht. De vrouw keek naar Daphne en vroeg of ze wist wie ze voor zich had. Op haar beleefdst vertelde Daphne dat ze wist van de vloek, maar zo graag in Loovedam wou wonen dat het haar niets kon schelen. 'Je ben welkom, zo lang je je aan mijn regels houd.' was het antwoord.

Vier hele dagen was Daphne al bij de vrouw, die Lara heette, toen ze zich bedacht dat ze nog niets van de vloek had gemerkt. Daarom vroeg ze er voorzichtig naar. Lara vertelde dat men dat zei, omdat ze alleen het bos in durfde en elke keer weer heelhuids terug kwam. In dit bos was dat heel bijzonder, bijna iedereen verdween. Lara geloofde niet in het gevaar en had respect voor de natuur. 'Zolang je de bomen niet vertrouwt, komt alles goed.

Lara en Daphne konden goed met elkaar opschieten en zelfs toen ze samen het donkere bos in gingen, vertrouwde Daphne blind op Lara. Op een dag besefte Daphne dat ze Lara heel leuk vond. Ze vond Lara zo leuk, dat ze haar gevoelens kon vergelijken met de gevoelens uit de verhalen van haar moeder. Die gingen altijd over de liefde voor haar vermiste vader. Maar dat betekende dat Daphne verliefd op Lara was. Van verbazing over die gedachte, riep Daphne het meteen door de kamer. Lara stond er bij en keek vreemd naar haar nieuwe vriendin. Na een beetje uitleg, vond Lara het helemaal niet erg. Ze vond Daphne zo lief dat ze het wel wou proberen. Al na een week waren de twee geliefden al gelukkiger dan ooit.

Ondertussen was Daphne heel bekend in het dorp. Ze was zo mooi, slim en dapper, dat iedereen haar aardig vond. Ze was gaan werken in de bakkerij en werd uitgenodigd voor voor feesten. Alleen mocht ze Lara nooit meenemen. Over Lara dachten de dorpelingen dat ze nog steeds vervloekt was. Wat Daphne ook zei, niemand geloofde dat de vloek niet bestond. Op een dag kreeg Daphne een idee. Als ze de dorpelingen nu eens vertelde dat de vloek was opgeheven, in plaats van dat de vloek niet bestond. Lara vond dit idee het proberen waard. Zelfs als er maar één iemand was die Daphne geloofde, was het al beter voor Lara. Samen bedachten ze een plan en na een paar dagen voerden ze het uit.

Zondag ochtend om acht uur, toen alle dorpelingen zich aan het voorbereiden waren om naar de kerk te gaan, stormden de twee vrouwen hand in hand hun huis uit. Meteen kwam iedereen kijken wat er gebeurde. Op het plein bleven de vrouwen staan en de dorpsbewoners vormden een kring om hen heen. 'Ik denk dat ik de vloek heb opgeheven!' riep Daphne zo luid als ze maar kon. 'Hoe dan?' riep de oude grijze man die meteen voor aan stond. 'Met mijn zorg en liefde heb ik Lara zo veranderd. Nu zijn we verliefd, en liefde is immers sterker dan al het kwaad.' Even was het stil op het plein. Daphne en Lara keken elkaar hoopvol aan. Nu moet het gebeuren. De bakkersvrouw, die Daphne het beste kende begon te klappen. Steeds meer mensen gingen met haar mee. Er begonnen mensen te juichen en iedereen kwam de twee vrouwen feliciteren. Het werd één groot feest. Een dag om nooit meer te vergeten. Precies een maan later, toen de vrouwen ook nog een jaar samen woonden, trouwden Daphne en Lara. Van de belachelijke broers kreeg het gelukkigste koppel nog een aardige brief. Daphne besefte zich bij het lezen daarvan dat ze hier echt huis was en niets of niemand nog miste. Ze zouden voor altijd in Loovedam blijven wonen.

Een paar jaar later waren de vrouwen heldinnen. Lara beschermde het bos en de mensen die het bos in wilden en Daphne kon alle problemen oplossen met slimme ideeën. Toen de vrouwen vijftien jaar samen woonden kwam er een meisje het dorp in. Daphne was er meteen bij om te helpen. Op de plaats waar de oude grijze man samen met haar ha gestaan, stond Daphne nu met een klein meisje. Snikkend vertelde de vreemdeling aan Daphne dat ze Eline heette en dat ze was weggepest uit haar dorp, omdat haar broers zulke flauwe grappen maakten. Ze vroeg of ze hier misschien mocht wonen. Daphne herkende het verhaal en het verdriet van Eline en nam haar meteen in huis. Al snel was Eline als een dochter voor de heldinnen van het dorp.

Met z'n drieën leefden ze zo lang en gelukkig dat Daphne en Lara trots Oma en Oma werden. En nu nog word het verhaal van deze twee bijzondere vrouwen verteld aan iedereen die Loovedam binnen komt.

Einde