woensdag 5 mei 2010

is het geen spiegel?

Ik zie parels op je wangen,
lopend langs je lijkbleke gezicht.
Ze komen om het hoekje van je blauw zwart wit, dat langzaam rood word.
De hoeken van het hart om de witte stenen staan naar beneden.
En onder blauw zwart wit paarse kringen.

Ik zie kapot, ik zie moe,
ik zie gebroken ik zie op.
Ik zie alleen.

Niemand kon je helpen, omdat niemand het wou zien.
Niemand wist van je pogingen tot ik wil dood.
Velen maakten het erger.
Velen riepen moeten, weg, fout.
Velen commandeerden je lichaam en lieten je hersens schreeuwen.

De bruine zee hangt als een slappe lijst om je lijkbleke gezicht.
Twee beeldhouwwerken met elk vijf punten van haat of liefde in je witte wangen.
Je denkt het weer.
Ik kan het zien.
Je wil weg van hier.

Ik weet dat je dat zelfs niet meer kan, want je bent zwak.
Jij hebt nog nooit iets gekund.
Alleen kon je nooit een stap zetten.
Jij kan niets!

En niemand die het zag.
Niemand die alleen helpen kon of wou.
Niemand die haar leerde, in het echt, die het haar voor deed, hoe alleen te doen.
Alleen op papier, simpel, weten.
Dat kon ze wel, jij, je.

Parels stoppen, komen niet meer.
Je daalt, wordt steeds lager.
Je ligt met je luiken over blauw zwart wit.
De beeldhouwwerken genageld in de bruine zee tot rood vloeit er tussendoor.

Je ligt voor mijn voeten.
Ik zie kapot, ik zie moe,
ik zie gebroken, ik zie op.
Ik zie jou, jij, je, mij...

Zwak.

Niet denken, ik zak ook.
Naast jou.
Ik kan niet meer zien.
Ik zie vingers voor mijn ogen en laat mijn minder mooie parels stromen.

Wij.
Kapot.
Niemand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten